Als moeder met autisme volg ik de ontwikkeling van mijn beide Asperger-pubers aandachtig en vol bewondering. Dochter Yara is 16 en zoon Yourek 12 jaar. Een aantal jaar geleden ben ik getrouwd met mijn prins, die de enige NT’er in ons huis is. (NT=neuro-typical/ persoon zonder autisme)
In een eerder stukje over verrASSend ouderschap schreef ik dat ik de master SEN autismespecialist volg. De theoretische kennis over autisme die ik hierbij vergaar brengt inzicht mee. Zo las ik in een studieboek dat mensen met autisme veelal een matig zelfbeeld hebben, hetgeen voort kan komen uit de drang naar perfectie. Omdat deze ‘perfecte perfectie’ voor weinig mensen haalbaar is, zijn mensen met ASS met regelmaat niet geheel tevreden over zichzelf. Mensen met ASS zijn vaak veel te streng voor zichzelf in de doelen die ze stellen en hierdoor kunnen hun eigen doelen onbereikbaar worden. Hetgeen nieuwe negatieve ervaringen tot gevolg kan hebben.In een algemeen onderzoek (Gottman, 1994) las ik dat mensen die depressief en/of angstig zijn vaak een positiviteitsratio hebben van 1:1 of minder (1 negatieve emotie: 1 positieve emotie).
Teveel negatieve gevoelens of emoties stimuleren volgens Gottman de ‘flight-or- fight respons’ terwijl positieve emoties juist de persoonlijke vaardigheden vergroten.
In dat onderzoek stelt hij dat de balans om een positief gevoel te krijgen na een negatieve ervaring 1:3 moet zijn.
Echter om te kunnen floreren zou de positiviteitsratio 1:6 moeten zijn.
Hoe kunnen wij in onze, vaak negatief gerichte, maatschappij zorgen dat onze kinderen en wijzelf ook, het gevoel ervaren er écht te mogen zijn?
Niets speelt zich immers af in een vacuüm.
In een boek over positieve psychologie kwam ik een mooi stuk tegen. Letterlijk stond er: “Onderzoek toont verder aan dat de positieve emoties ervoor zorgen dat je je meer open stelt, flexibeler denkt en betere sociale relaties opbouwt (Webster Nelson, 2009).”
Tevens stond er: “Uit onderzoek blijkt dat mensen die zich trots voelen, langer met een moeilijke taak zullen doorgaan dan mensen die zich niet trots voelen (Williams & DeSteno, 2008).”
In mijn beleving zijn dit gouden opmerkingen. De truc was dus om de kinderen en onszelf bewuster te maken van hun/onze eigen kracht? Hetgeen makkelijker lijkt dan het, volgens mij, is.
Hoe kun je dat in een gezinssituatie stimuleren en wat is dan een goed moment?
Bij ons thuis is het avondeten een gezamenlijke activiteit.
We bespreken de afgelopen dag plus de mogelijke bijzonderheden van de volgende dag. Zo blijven we bij elkaar betrokken én houden we het programma overzichtelijk en voorspelbaar.
Nu lijkt dit een eenvoudig moment, hetgeen zeker niet het geval is. De prins en ik zijn voornamelijk gespreksleiders om te zorgen dat iedereen zijn eigen verhaal mag vertellen.
Normaal gesproken overleggen de prins en ik vooraf met elkaar als er veranderingen zijn of als we iets willen voorstellen. Ik denk dat het voor de prins niet altijd makkelijk is om tussen enkel mensen met autisme te wonen. Zeker het volgen van onze (soms niet te volgen) denkstrategieën lijkt me vaak een uitdaging. Zo ook vandaag. In mijn hoofd ontstond, plotsklaps, een pop-up idee, welke ik direct uitsprak.
Zo vroeg ik, uit het niets, aan de prins: ‘Waar ben jij trots op vandaag?’
Yourek begonnen te lachen en Yara zei: ‘Mam dat is ook echt weer zo’n vraag die álleen jij kunt verzinnen!’
De prins keek mij enigszins verschrikt aan en zei vervolgens dat hij trots was omdat hij een complexe, langlopende, taak op zijn werk had opgelost. Hierna vroeg hij aan Yourek waar hij trots op was. Yara zei, nog voordat Yourek iets kon zeggen, dat zij niet aan deze onzinvraag mee wilde doen. Toch luisterde ze, vol aandacht, naar haar broer die vertelde dat hij trots was omdat hij met voetbal op school, iemand die hij niet aardig vindt, toch had geholpen. Hierop reageerde Yara met: ‘Jeetje dat is écht goed van je!’ De houding van Yourek veranderde van bijna liggend aan tafel naar meer rechtop, alsof hij zijn trotse gevoel nu vanuit zijn bewustzijn echt voelde. Ook Yara wist die avond, zonder aandringen, aan te geven waar ze trots op was.
In de dagen hierna kwam ik elke avond tijdens het eten met de vraag. “Waar ben je trots op?”
Ik besef dat het bijzonder moeilijk is om dit aan te geven en eerlijkheidshalve moet ik zeggen dat ik de eerste dagen ook blij was dat niemand mij de vraag stelde. Tot het moment dat Yourek tijdens een maaltijd zei: ‘Nou mam, het is wel leuk dat jij ons elke avond vraagt waar wij trots op zijn, maar waar bij jij nu eigenlijk trots op?’
Vanaf dat moment beantwoorden we alle vier de vraag en het lijkt erop dat het ons steeds gemakkelijker afgaat.
Dat het proces zich niet alleen aan tafel afspeelt werd duidelijk op het moment dat Yourek uit school kwam met de woorden: ‘Zeg mam, ik weet al waar ik trots op ben. Ik ga het je nu vast zeggen, dan kun jij me helpen het te onthouden…’
Soms wordt er zichtbaar nagedacht voordat er antwoord wordt gegeven. Op andere momenten is er irritatie als de vraag gesteld wordt.
Ook komen soms grappige situaties voorbij zoals Yara die zegt: ‘Ik ben er trots op dat ik niet tegen die man naast me in de bus heb gezegd dat hij zó enorm stonk dat ik er bijna van moest spugen!’ Gevolgd door: ‘Maar toen ik het op Twitter zette keek hij wel op mijn schermpje mee.’
Streven naar het hoogst mogelijke is leuk maar hoe waardevol zou het al zijn als we een balans mogen ervaren?!
Het gevoel van balans gun ik iedereen!
Dus wat zou jij zeggen op de vraag: ‘Waar ben je trots op vandaag?’
Ingrid Mous
Ingrid ontvangt graag reacties op haar ervaringsverhalen. Je kunt haar een bericht sturen via dit formulier.