Aspergermeisje schreef dit ervaringsverhaal over studeren aan de universiteit met Asperger.
‘Ik ga zo ver mogelijk weg van mijn ouders!’ zei mijn vriendin enthousiast in de examenklas. De anderen beaamden dat. Voor het eerst voelde ik me anders dan de anderen van mijn leeftijd. Het liefst had ik mijn examens verknald, zodat ik nog een jaartje op de middelbare school mocht blijven. Maar de wil om de verwachtingen van mijn omgeving waar te maken was groter en ik haalde mijn examens ruim. Nieuwe stad, nieuwe woning, nieuwe mensen, nieuwe studie. Teveel veranderingen in één keer waar ik bang voor was. Ik wist al sinds de vierde klas van het Gymnasium welke studie ik zou gaan doen. De studie was in een stad waarbij ik niet elke dag op en neer zou kunnen reizen. Het was kiezen uit twee ‘kwaden’. Of elke dag vier uur met de trein of op kamers gaan. ‘Maar je kunt toch ook een opleiding gaan doen die wat dichter bij huis is?’ zei mijn moeder, die ook wel doorhad dat ik met mezelf in de knoop zat. Soms dacht ik inderdaad: waar doe ik het allemaal voor, maar ik moest en zou de studie doen die ik uitgekozen had.
In de zomervakantie moest ik op zoek naar een kamer en er was van alles te regelen voor mijn studie. Dat ‘van alles’ gebeurde bijna allemaal te laat. De administratie was een zooitje. De hulp die ik hierbij kreeg van mijn vader kwam niet aan. ‘Doe alle belangrijke papieren in één map,’ klonk makkelijk, maar toch was ik elke keer nét dat ene papier kwijt dat ik nodig had. Ook het zoeken naar een kamer schoot niet op. Ik hospiteerde acht keer, maar ik werd niet uitgekozen. De eerste paar weken logeerde ik bij mijn oom en tante op de zolder. Na een half jaar en drie keer verhuizen had ik eindelijk een kamer gevonden waar ik even kon blijven wonen, maar het ging niet goed. Ik voelde me eenzaam en soms deed ik net alsof mijn colleges uitgevallen waren, zodat ik halverwege de week terug kon naar mijn ouders.
Ondertussen was ik in de hulpverlening terecht gekomen. Ik kreeg therapie voor de angsten die ik had, maar de therapie was vooral gericht op het ‘zo vaak mogelijk doen’ en dat was niet de oplossing bleek later. Ik ging toch twee keer per week met de trein? Waarom ging die angst dan niet weg? Na een paar keer doorverwijzen kwam ik terecht bij een autismeteam en in het tweede jaar van mijn studie kreeg ik de diagnose ‘stoornis van Asperger’. Ik kreeg een hele aardige begeleidster die me echt hielp bij mijn sociale angsten door negatieve gedachten te vervangen door nuttige, reële gedachten.
Bij het autismeteam begon ik aan een sociale vaardigheidstraining die speciaal gericht was op volwassenen met autisme. De eerste bijeenkomsten zei ik niks uit mezelf en kreeg ik vooral als feedback dat ik de indruk maakte dat ik niet op contact zat te wachten en dat ik verlegen was. Als oefening moesten we een voorstelgesprekje houden met iemand anders uit de groep. Mijn gesprekspartner stopte halverwege het gesprek en vroeg of hij nog wel door moest gaan, omdat ik zo afhoudend reageerde. Ik schrok ervan dat ik zo overkwam. Ik maakte de training helemaal af, ondanks dat ik vaak wilde stoppen en aan het eind bracht ik zelf onderwerpen in de groep en ging ik met de groep mee iets drinken.
De werkcolleges van mijn studie bracht ik door met bang zijn. Bang dat ik de beurt zou krijgen en dat ik het antwoord niet zou weten. Bang dat ik een onverwachte presentatie moest houden. Vanzelfsprekend kreeg ik niet veel mee van de stof die besproken werd in de colleges. Maar met een diagnose waren er een aantal aanpassingen mogelijk, waardoor het initiatief in werkcolleges bij mij kwam te liggen. De docent zou mij geen beurt geven en ik hoefde geen onverwachte presentaties te doen. Ik was niet meer bang om naar college te gaan en mijn studie was een stuk beter te volgen.
Ik kreeg een nieuwe begeleidster waarmee ik nóg verder ging met het aanpakken van mijn angsten. Ik begon ook met medicatie die erg goed hielp en de angsten verder deed afnemen. Ik leerde mezelf steeds beter kennen en ik maakte contact met andere mensen met autisme. Op mijn studie had ik in het begin al een aantal vriendinnen gemaakt.
Toch had ik in mijn studie nog moeite met een aantal dingen, zoals samenwerking. Ik ging daarvoor bij een studieondersteuningsgroep voor studenten met ASS. De nadruk lag vooral op planning. En hoewel ik daar geen problemen mee had, leerde ik bewust plannen en had ik geen stress meer om het werk voor mijn studie op tijd af te krijgen. Ik begon groepssituaties als een uitdaging te zien om mijn sociale vaardigheden te verbeteren. De studieondersteuningsgroep hielp daar goed bij. Ik durfde steeds meer uit mezelf te zeggen en ik leerde om hulp te vragen wanneer dat nodig was.
Het laatste obstakel was mijn migraine. In de examenklas ging ik voor het eerst naar de huisarts met twee keer per week ernstige hoofdpijn. Het varieerde van een paar uur tot vier dagen en het enige wat ik dan kon was in bed liggen. In de jaren daarna kwam ik nog een aantal keer bij de huisarts. Hij dacht dat ik spanningshoofdpijn had en ik probeerde verschillende pijnstillers, fysiotherapie, ontspanningstherapie en acupunctuur. Niets hielp. Eindelijk werd ik doorverwezen naar de neuroloog. Binnen een half uur was de diagnose gesteld: ik had migraine.
Inmiddels ben ik verhuisd naar een eenkamerappartement waar ik me helemaal thuisvoel. Ik heb een eigen keukentje en een badkamer en ik ga zelfs niet meer elk weekend naar mijn ouders. Nu weet ik pas waar mijn klasgenoten in de examenklas het over hadden. Ik heb mijn opleiding inmiddels afgemaakt en ik ben op zoek naar wat ik nu wil. Mijn Masterstage rondde ik af met het cijfer 10, terwijl ik er al jaren tegenop zag. De vriendinnen die ik in het begin van mijn studie ontmoette heb ik nog steeds en aan de contacten met andere mensen met autisme heb ik een vriendin overgehouden. Mijn migraine is onder controle met de medicijnen die ik nu slik. In sommige stressvolle periodes heb ik elke dag hoofdpijn, maar dat is dan binnen een uurtje over. In andere periodes heb ik twee weken geen hoofdpijn.
Ik heb op zoveel momenten met alles willen stoppen, maar ik denk dat ik door mijn autisme zoveel doorzettingsvermogen heb, dat ik heb kunnen doorzetten. Vooral de diagnose heeft daarbij geholpen. Ik had niet meer het idee dat alles moest, maar dat het mocht. Daardoor wilde ik per sé bewijzen dat ik het wel kon. Regelmatig ben ik trots op mezelf dat ik zo ver gekomen ben.