Diagnostische criteria volgens DSM-IV voor de desintegratiestoornis van de kinderleeftijd
Hoofdcategorie: Stoornissen die meestal voor het eerst
op zuigelingenleeftijd, kinderleeftijd of in de adolescentie gediagnosticeerd
worden.
Subcategorie: Pervasieve ontwikkelingsstoornissen
299.10 Desintegratiestoornis van de kinderleeftijd
(Childhood Desintegrative Disorder)
A. Een duidelijk normale ontwikkeling gedurende ten
minste de eerste twee jaar na de geboorte, zoals blijkt uit de aanwezigheid
van bij de leeftijd passende verbale en non-verbale communicatie, sociale
relaties, spel en aanpassingsgedrag.
B. Aanzienlijk verlies van voorheen verworven vaardigheden
(voor het tiende jaar) op ten minste twee van de volgende terreinen:
(1) expressieve en receptieve taal
(2) sociale vaardigheden en aanpassingsgedrag
(3) zindelijkheid voor urine en ontlasting
(4) spel
(5) motorische vaardigheden
C. Afwijkingen in het functioneren op ten minste twee
van de volgende terreinen:
(1) kwalitatieve beperkingen in sociale interacties (bijvoorbeeld
beperkingen van het nonverbale gedrag, er niet in slagen relaties met
leeftijdgenoten te ontwikkelen, gebrek aan sociale en emotionele wederkerigheid)
(2) kwalitatieve beperkingen van de communicatie (bijvoorbeeld
achterstand in of afwezigheid van gesproken taal, onvermogen een gesprek
met anderen te beginnen of te onderhouden, stereotiep en zich herhalend
taalgebruik, afwezigheid van fantasiespel ["doen-alsof" spelletjes]
(3) beperkte, zich herhalende en stereotiepe patronen
van gedrag, belangstelling en activiteiten, waartoe ook behoren motorische
stereotypieën en maniërismen.
D. De stoornis is niet eerder toe te schrijven aan een
andere specifieke pervasieve ontwikkelingsstoornis of schizofrenie.