Dit is een tijdelijke pagina. Er wordt ondertussen gewerkt aan een nieuwe website.

Notitie Autisme en Werk

Leden van de Werkgroep Autisme en Werk (PAS) hebben antwoord gegeven op een drietal vragen die betrekking hebben op Autisme en Werk:

  1. In hoeverre heeft je autisme invloed op de keuze voor het werk wat je doet (was er keus of is het je overkomen?) en de wijze waarop je je werk verricht.
  2. Welke sterke en zwakke eigenschappen ervaar je bij jezelf en in je werk?
  3. Hoe ziet voor jou de ideale baan en werkplek eruit?

De vragen werden gesteld door Marjolein Schipper (NVA). We hebben de antwoorden geïnventariseerd en deze worden hieronder samengevat om te kijken naar overeenkomsten of verschillen in de wijze waarop mensen met autisme hun werk ervaren.

1. Invloed van autisme op het werk

De deelnemers hebben uiteenlopende achtergronden. De wijze waarop zij hun werk ervaren en waar zij tegenaan lopen is dan ook zeer verschillend. Toch zijn er wel overeenkomsten te ontdekken.

Een aantal deelnemers noemde het feit dat tegenwoordig meer en meer de nadruk wordt gelegd op het intermenselijk aspect van werk in plaats van de vakinhoudelijke kennis. Dit geldt zowel voor de leraar als voor de systeemontwikkelaar. Voor sommigen is het dan ook een aanleiding geweest om afscheid te nemen van hun toenmalige baan. Anderen noemen het gevoel ‘tussen wal en schip te vallen’ omdat de noodzakelijke intermenselijke vaardigheden niet kunnen worden opgebracht, zoals opkomen voor jezelf, om hulp vragen en een proactieve houding aannemen.

Deelnemers zeggen ook dat ze bij voorkeur alleen werken. Voorkeur gaat uit naar schriftelijke communicatie met collega’s boven face-to-face-contact. Het liefst gaat men zijn eigen gang, maar doet daardoor de dingen soms anders dan de bedoeling is.

Contact met collega’s vindt bij voorkeur via de e-mail plaats. Deelnemers zeggen dat ze in pauzes etc. weinig of geen contact hebben met collega’s. Praten-om-het-praten (small talk) wordt zo veel mogelijk vermeden.

Er is soms teveel aandacht voor details, waardoor de grote lijn uit het oog verloren wordt. Daarnaast zijn er problemen met het onderscheiden van hoofd- en bijzaken. Twee deelnemers noemen het feit dat ze geleerde theorie moeilijk in de praktijk kunnen toepassen. Men is vaak op zoek naar "de waarheid" en komt dan in botsing met de visies van anderen.

Het liefst doen deelnemers routinematig werk. Zodra de routine ontbreekt of verandert, voelen zij zich "als een stuurloos schip,"  zoals één van hen het uitdrukt. Er zijn problemen met time management en het ontbreken van structuur. Anderzijds noemen deelnemers ook hun perfectionisme: ze werken heel nauwgezet.

Taken worden eerder serieel dan tegelijkertijd uitgevoerd: deelnemers hebben moeite met het doen van meerdere dingen tegelijk.

Gevoeligheid voor geluiden etc. wordt ook enkele keren genoemd: geen geluid kunnen verdragen. Soms helpt het om zich van andere geluiden af te schermen door middel van het luisteren naar muziek.

2. Sterke en zwakke punten

Als sterk punt wordt het snelle, analytische denken genoemd. Anderen noemen zichzelf echter eerder ‘traag’ van begrip en hebben soms moeite met het zien van de grote lijn. Het hangt er ook vanaf of men geïnteresseerd is in het onderwerp, of niet. Vastomlijnde taken en procedures worden nauwgezet opgevolgd, er kunnen echter problemen ontstaan als de omschrijving wat minder duidelijk is. Rechtlijnigheid in denken kan een sterk punt zijn, of een zwakte: bijvoorbeeld een sterke gerichtheid op regels. Dit kan echter problemen opleveren in situaties waarin wat meer flexibiliteit gevraagd wordt. Er wordt zeer geconcentreerd gewerkt, maar daardoor kan men soms moeilijk datgene loslaten waarmee men bezig is, bijvoorbeeld als er tussendoor iets anders gedaan moet worden.

Veranderingen in de omgeving of routines kunnen leiden tot problemen.

Traagheid, niet tegen stress kunnen, moeilijk omgaan met deadlines, je soms niet tot bepaalde taken kunnen zetten, worden als andere zwakke punten genoemd.

Sommigen noemen hun concentratievermogen als sterk punt, anderen hebben juist moeite met concentratie. Moeite met concentreren ontstaat eerder als het overzicht ontbreekt van wat er gedaan moet worden.
Sommigen noemen zichzelf creatief, origineel in het vinden van oplossingen. Anderen geven de voorkeur aan taken waarbij de nadruk ligt op nauwgezetheid in plaats van op creativiteit.

Het vermijden van sociale contacten kan tot problemen leiden met collega’s, bijvoorbeeld als iemand niet om hulp kan vragen of dit pas doet als het te laat is. Het vasthouden aan de eigen visie en niet om kunnen gaan met de argumenten van anderen is een tweede probleem.

Deelnemers omschrijven zichzelf als loyaal, toegewijd, taakgericht. Ze houden zich, indien mogelijk, altijd aan afspraken en zijn bereid meer te doen dan nodig is. Dit zijn zeker sterke punten die de aandacht verdienen!!!

3. De ideale werkplek

Uiteraard zijn er zoveel ideale werkplekken als er deelnemers (of autisten) zijn. Maar de meeste deelnemers konden zich in één of meerdere van de volgende punten herkennen.

De voorkeur gaat uit naar solistische arbeid, liever een eigen kamer (wel met open deur) dan een kantoortuin. Liever werk op de achtergrond dan een functie met veel (klant)contact. Het liefst zelfstandig werk waarbij veel ruimte is voor eigen inbreng (pionierswerk!).

Bij voorkeur geen deadlines of (hoge) tijdsdruk. Er moet echter wel enige aansturing zijn: bijvoorbeeld iemand die de werkzaamheden verduidelijkt, of op wie teruggevallen kan worden in geval van problemen. Het liefst duidelijk omschreven werkzaamheden, die nauwgezet uitgevoerd kunnen worden. Het beste is echter als er van tevoren al een aanspreekpunt is om grote problemen te voorkomen.

En tot slot: geen druk uitoefenen om "gezellig" mee te doen, bijvoorbeeld in pauzes!

4. Problemen en hun oplossingen

1.    " Routine is plezierig"

Spanningsveld:

  • Teveel routine wordt als geestdodend ervaren. Hoe voorkom je dat de routine geestdodend wordt?
  • Ook bij routineus werk komen er onverwachte zaken tussendoor, bijvoorbeeld een verandering in de routine. Hoe kun je creatief omgaan met onverwachte situaties?
  • Hoe ga je om met gestoord worden in je routine?

Mogelijke oplossingen:

  • Onderbrekingen horen er in zekere mate bij, acceptatie is het beste. Als je gestoord wordt in je bezigheden kun je bijvoorbeeld om een kwartiertje respijt vragen.
  • Gebrek aan creativiteit heeft wellicht te maken met een spanningsveld tussen theorie en praktijk. Je kunt wel iets uitdenken, maar het uitvoeren kost moeite. Dit is een moeilijk punt, waarvoor niet direct een oplossing voorhanden is.

2.    " Bij voorkeur werken in eigen tempo"

Spanningsveld:

  • In je eigen tempo (willen) werken kan weer te maken hebben met het verschil tussen theorie en praktijk: sterker zijn in het uitdenken dan in het uitvoeren van taken.
  • Deadlines kunnen verlammend werken, zodat afspraken soms niet gehaald worden.

Mogelijke oplossingen:

  • Soms is het niet haalbaar er iets aan te doen.
  • Soms kun je vragen om speelruimte, door meer tijd te vragen, of taken te delegeren.

3.    Moeite met werkoverleggen etc.

Dit punt is uitgebreid aan de orde geweest in de notitie Autisme en vergaderen.

4.    Meer taakgericht dan mensgericht werken

Spanningsveld:

  • Vaak is dit voor de omgeving een probleem. Er wordt veel nadruk gelegd op intermenselijke vaardigheden, bijvoorbeeld in sollicitatiegesprekken.
  • Het kan voor jezelf een probleem zijn omdat er zo de nadruk wordt gelegd op mensgericht werken. Mensen met goede sociale vaardigheden kunnen goed voor zichzelf opkomen en de minder vaardige persoon in een hoek drukken. Bijvoorbeeld: iemand gaat "aan de haal"  met jouw goede ideeën.

Mogelijke oplossingen:

  • Het accepteren, omdat er niet zoveel aan te doen is.
  • Banen zoeken waarbij meer de nadruk wordt gelegd op taakgericht werken.
  • Een collega die wel mensgericht is, kan bepaalde taken overnemen waarbij het aankomt op intermenselijke vaardigheden.

5.    Geen hulp kunnen vragen.

Spanningsveld:

  • Je bent bang om dom gevonden te worden.
  • Hulp vragen levert soms een oplossing op die je zelf niet wilt.
  • Mensen kunnen beledigd zijn als je hun advies niet opvolgt.

Mogelijke oplossingen:

  • In elk geval wel om hulp vragen.
  • Je eigen grenzen afbakenen om niet een advies te krijgen dat je niet wilt. Bijvoorbeeld: " Ik wil hier niet mee stoppen…"  (Om niet het advies ‘ stoppen’  te krijgen.)

6.    Teveel op details gericht

Spanningsveld:

  • Je ziet de dingen anders dan anderen doordat je op de details gericht bent in plaats van het grote geheel.
  • Je kunt je ‘verliezen’  in details en daardoor de grote lijn uit het oog verliezen.
  • Soms ben je gepreoccupeerd met bepaalde details die echter voor het grote geheel niet van belang zijn.

Mogelijke oplossingen:

  • Vragen of bepaalde details weggelaten kunnen worden of dat ze belangrijk zijn.
  • Het doel en de hoofdzaken van tevoren op papier zetten en er naderhand weer bijhalen.
  • Je kunt afspreken dat jij je met bepaalde details bezighoudt, terwijl een ander de grote lijnen uitzet.

7.    Taken alleen achtereenvolgend (serieel) kunnen uitvoeren, niet tegelijkertijd (parallel)

Spanningsveld:

  • Anderen kunnen van jou eisen dat je werkzaamheden parallel kunt uitvoeren.

Mogelijke oplossingen:

  • Als je zelf je werk kunt indelen, kun je hier rekening mee houden.
  • Toegeven dat je gewoon niet zo goed bent in de parallelle uitvoering.
  • Afspraken maken met je leidinggevende dat hij of zij jou bijvoorbeeld 1x per week bepaalde taken geeft in plaats van je te overvallen met onverwachte dingen.

8.    Specifieke belangstelling

Spanningsveld:

  • Je kunt zo in beslag genomen (gepreoccupeerd) zijn door je eigen interesses dat je werkzaamheden eronder lijden.
  • Vervelende reacties van je baas of van collega’s.

Mogelijke oplossingen:

  • Soms moet er een appel uit de omgeving komen.
  • Je kunt ook met collega’s afspreken dat ieder zich richt op zijn sterke punten of specifieke interesses.
  • Je laten motiveren door iemand die wel belangstelling heeft voor het onderdeel dat jouw interesse niet heeft.

9.    Problemen met geluiden en andere prikkels

Spanningsveld:

  • Indringende geluiden die bij het werk horen, zoals bepaalde beltonen van een telefoon.
  • Collega’s die de radio aan willen hebben.

Mogelijke oplossingen:

  • Bij de telefoon: een andere beltoon kiezen of het geluid zachter, of helemaal uitzetten.
  • Bij de radio: vragen of deze uit mag.
  • Soms kunnen oordopjes een uitkomst bieden.

10.    Mijn waarheid is ‘de’  waarheid

Spanningsveld:

  • Je ontwikkelt soms een eigen manier van denken omdat je niets aan anderen vraagt.
  • Omdat je eigen denkwijze zozeer afwijkt van die van anderen, kun je of halsstarrig aan je eigen idee blijven vasthouden, of te toegevend zijn.

Mogelijke oplossingen:

  • In gesprek gaan over je eigen denkwijze. Jezelf aanleren om vragen te stellen aan anderen.
  • Een klein deel van het terrein behouden en de rest aan anderen overlaten.
  • Gesprekstechnieken aanleren (bijvoorbeeld uit boeken).

11.    Bij voorkeur alleen werken

Spanningsveld:

  • Er heerst een ‘ afrekencultuur’  op de werkvloer: je wordt afgerekend op wat je doet of zegt. Dit maakt kopschuw.
  • Onvoldoende inzicht in wat samenwerken eigenlijk inhoudt. In feite wil samenwerken niet zozeer zeggen dat je samen aan een opdracht werkt, bijvoorbeeld met zijn tweeen achter de computer, maar veel eerder dat je onderling taken verdeelt en afspraken maakt.

Mogelijke oplossingen:

  • Taakverdeling maken
  • Gezamenlijk brainstormen

12.    Ruimte voor eigen manier van denken

Spanningsveld:

  • De bedrijfscultuur kan bepalen of er ruimte is voor een eigen manier van werken of niet.

 

 

Mogelijke oplossingen:

  • Onderhandelen, bespreekbaar maken, ruimte vragen voor eigen manier van werken.
  • Laten zien dat het op een andere manier niet kan.
  • Soms regelt het zich vanzelf: mensen vragen bepaalde dingen niet meer aan je omdat ze zien dat je het niet kunt.

13.    Overige knelpunten

Spanningsveld:

  • Het niet kunnen inschatten van hoe belangrijk (urgent) de hulpvraag voor het werkproces is. Je    wilt immers niet nodeloos ‘zeuren’. Angst om afgewezen te worden kan hierin een rol spelen.
  • Het niet kunnen overzien wat de reactie zal zijn. Bijvoorbeeld: je weet dat collega’s of managers er een ‘verborgen agenda’op na kunnen houden, maar dan weet je nog niet hoe die verborgen agenda eruit ziet, wat de collega drijft.

Mogelijke oplossing:

Een bemiddelaar zou hier uitkomst kunnen bieden. Bijvoorbeeld een bedrijfsmaatschappelijk werker, of een jobcoach, die zowel het bedrijf als de te coachen persoon goed kent, en die toch geen concurrerende belangen met de te coachen persoon heeft. Probleem is echter dat jobcoaches op dit moment nog voornamelijk werken met (jonge) mensen, die net hun intrede op de arbeidsmarkt maken. Voor werknemers die al langer in het arbeidsproces zitten, zijn er vooralsnog geen jobcoaches beschikbaar.
Een andere mogelijkheid is een bemiddelaar die het bedrijf niet goed kent (bijv. een medewerker van een ‘verre’ Arbo-dienst), omdat je bij deze persoon niet bang hoeft te zijn voor misbruik van wat je vertelt. Van deze persoon kun je leren om je hulpvraag op een duidelijke en bondige wijze te formuleren zodat je deze vaardigheid kunt toepassen in het gesprek met je manager.

Je kunt daar leren om op een bondige manier je hulpvraag te formuleren zonder onnodige uitweidingen, hetgeen je kunt (hoopt te) gebruiken in gesprek met je manager.

Gerelateerde berichten