Indeling autismespectrumstoornissen
zoals stoornis van Asperger en PDD-NOS, maar ook komen diagnoses als atypisch
autisme, aan-autisme-verwante-stoornis etc. nog veel voor. De criteria
voor elke diagnose afzonderlijk zijn onduidelijk en de meningen hierover
verschillen, evenals de grenzen tussen de ene en de andere stoornis. Ook
de (sociale) problemen die iemand met ASS ondervindt verschillen van persoon
tot persoon.
Lorna Wing en haar collega Judith Gould hebben een indeling gemaakt in
een aantal sociale subtypen binnen het autismespectrum (1979). Peter Vermeulen
heeft deze indeling later overgenomen, onder andere in zijn boeken ‘Brein
Bedriegt’ (1999) en ‘Beter vroeg dan laat en beter laat dan
nooit’ (2002) en ze hierin beschreven. Onderstaande beschrijving
komt uit zijn boek ‘Brein Bedriegt’.
De afzijdige groep
Deze personen beantwoorden het meest aan het stereotiepe beeld van autisme.
Een groot aantal van deze groep heeft bovenop het autisme ook een milde
tot ernstige verstandelijke handicap. Personen met autisme van het afzijdige
type komen over als onverschillig tegenover andere mensen, vooral leeftijdsgenoten
en vreemden. Vaak aanvaarden ze wel lichamelijke toenadering van bekende
en vertrouwde mensen. De meeste personen van het afzijdige type praten
nauwelijks of zelfs niet. De taalontwikkeling is doorgaans duidelijk vertraagd
en als ze taal verwerven, dan vertoont die opvallende afwijkingen, zoals
echolalie. Gebaren beperken zich vaak tot het meetrekken van andere personen
als een soort instrument dat ze gebruiken om een bepaald voorwerp te kunnen
bemachtigen. Ze vallen op door motorische stereotypieën: het steeds
maar herhalen van dezelfde bewegingen, zoals fladderen met de armen of
handen en wiegen met het lichaam. Ze kunnen helemaal opgeslorpt en gefascineerd
worden door bepaalde zintuiglijke ervaringen, zoals bepaalde geluiden
of lichteffekten.Ze houden heel erg vast aan bepaalde vaste routines.
Proberen daarin veranderingen aan te brengen lokt bijna steevast een driftbui
uit.
De passieve groep
Deze groep krijgt vaker dan de afzijdige groep andere diagnoses, zoals
atypisch autisme, of Asperger syndroom. Personen uit deze groep gaan zelden
spontaan een interactie aan, maar ze accepteren op een passieve wijze
wel de toenadering van anderen. Meestal hebben ze dezelfde problemen met
communicatie en verbeelding als de afzijdige groep, maar minder opvallend.
Soms vallen de problemen pas op als meer initiatief verwacht wordt. Iets
betere verstandelijke mogelijkheden dan de afzijdige groep, zodat een
aantal kinderen er in slagen de eerste schooljaren in het gewoon onderwijs
door te brengen.
De actief-maar-bizarre groep
Deze groep neemt heel actief initiatief tot sociaal contact. De wijze
waarop is echter naïef, vreemd, onaangepast en éénzijdig,
omwille van de problemen met het soepel en vlot begrijpen van interacties.
Ze praten doorgaans heel vlot, maar kunnen hun rijke woordenschat niet
gebruiken om echte wederzijdse conversaties aan te gaan. Gesprekken met
deze mensen beperken zich meestal tot eindeloos dezelfde vragen stellen
of steeds maar doorbomen over hetzelfde onderwerp. Spelthema’s bij
kinderen lijken op het eerste gezicht van hoog niveau, maar blijken bij
nader toezien beperkt en ze delen hun spel niet met anderen, althans niet
op mentaal niveau. De stereotypieën nemen eerder de vorm aan van
fascinatie voor bepaalde thema’s: treinen, rekenkundige bewerkingen,
dinosaurussen, computers, etc. Sommigen raken intensief geïnteresseerd
in één bepaalde persoon, reeël of fictief. De speciale
interesses kunnen na verloop van tijd wijzigen. Gedragsproblemen zoals
paniekaanvallen of agressieve buien, hebben meestal ook te maken met hun
weerstand om iets anders te doen dan hun stereotiepe aktiviteit. Personen
in deze groep worden vaak gemist in de diagnostiek van autisme, maar daarentegen
bestempeld als koppig, gedragsgestoord, asociaal, karaktergestoord. De
groep heeft een gemiddeld tot hoge intelligentie, hoewel er grote individuele
verschillen zijn.
De hoogdravende groep
Bij deze groep zijn de problemen, althans aan de buitenkant, heel subtiel.
Dit subtype vind je vaak terug bij hoogbegaafde personen met autisme,
en velen krijgen de diagnose Asperger.
Mensen uit deze groep hebben doorgaans als kind duidelijke problemen met
sociale interactie, en kunnen thuishoren in een van de vorige typen. Door
hun goede intellectuele mogelijkheden weten zij gaandeweg heel wat van
die moeilijkheden te compenseren en camoufleren. Dit is geen echte vooruitgang
in sociale ontwikkeling, maar meer het geleerd hebben van allerlei alternatieve
strategieën om zo normaal mogelijk over te komen en optimaal te overleven.
Zo valt op dat deze personen het sociale gebeuren op intellectuele wijze
proberen te vatten: ze leren bepaalde sociale regels uit het hoofd en
slaan zich door sociale aktiviteiten op basis van aangeleerde of verworven
‘scripts’. Ze missen evenwel de intuïtie die nodig is
om de subtiliteiten van het intermenselijk verkeer te begrijpen. Gebrek
aan empathie en sociale naïviteit kenmerken het meest deze groep.
De problemen met communicatie zijn groot maar zeer subtiel en vaak enkel
merkbaar voor het geoefend gehoor. Ze komen vaak als langdradig over en
hebben een pedante, pompeuze, hoogdravende en te ‘nette’ spreekstijl.
De communicatieproblemen liggen vooral op het vlak van het begrijpen van
de vage en dubbelzinnige signalen in de communicatie van andere mensen.
Deze groep wordt het meest gemist in de diagnostiek. De problemen vallen
pas op voor wie langdurig contact met hen heeft en hen geregeld ontmoet
in dagelijkse situaties. Bij een aantal wordt de diagnose pas gesteld
op volwassen leeftijd. Een groot aantal zal nooit een autisme diagnose
krijgen, maar een ander etiket: onbeleefd, eenzaat, excentriek, bizar,
egoïstisch, vreemd.
Ze hebben weinig of geen echte vrienden. Aan de vereisten van spontaniteit,
inlevingsvermogen en emotionele ondersteuning kunnen ze niet voldoen.
Ze besteden meer tijd aan hun welomschreven interesse dan aan hun relatie.
De meesten slagen erin redelijk zelfstandig te functioneren, tenminste
als ze werk vinden dat binnen hun mogelijkheden, tempo en interesses ligt.
Deze groep hoort niet tot de oorspronkelijke typologie van Lorna Wing,
maar werd door A. Shah voor het eerst beschreven in een promotie-onderzoek
bij adolescenten en jongvolwassenen (1988).
De extreme variant van het normale-groep
Personen uit deze groep kunnen als volwassenen bestempeld worden als excentriek.
De problemen zijn subtiel, en het is de vraag waar het verschil zit met
een normale variatie in vaardigheden en persoonlijkheden. Er zijn wel
meer mensen die schuchter zijn, die niet zo vlot converseren, die ongewone
hobby’s hebben, die vasthouden aan specifieke gewoontes of routines
of die sociaal onhandig zijn.
Bron:
De beschrijving van de groepen is geheel overgenomen of geciteerd uit:
Brein Bedriegt.
Peter Vermeulen
Vlaamse Dienst Autisme en uitgeverij EPO VZW
Berchem, België, 1999
ISBN 90 6445 127 3